- kommen
- kommen1 komen, aankomen ⇒ bereiken2 komen ⇒ gebeuren, verschijnen3 〈in vaste verbinding met ‘um’〉verliezen4 komen uit, stammen van5 horen, thuishoren6 kosten7 〈informeel〉klaarkomen ⇒ een orgasme hebben♦voorbeelden:1 wenn es hoch kommt • in het uiterste gevalKatzen kommen immer auf die Füße zu stehen • katten komen altijd op hun poten terechtauf die Politik kommen • het gesprek op de politiek brengenwie kommt er auf diesen Verdacht? • hoe komt hij bij zo een verdenking?ist er durch die Prüfung gekommen? • is hij voor het examen geslaagd?in die sechzig kommen • tegen de zestig lopennach Hause kommen • thuiskomenkommen Sie gut nach Hause! • wel thuis!〈informeel; figuurlijk〉 er kommt nach dem Vater • hij aardt naar zijn vaderSüdtirol kam zu Italien • Zuid-Tirol kwam aan, bij Italië(wieder) zu sich kommen • (a) weer bijkomen; (b) weer bij (zijn) zinnen komen • (c) zich herstellenzum Ende kommen • ten einde lopen〈spreekwoord〉 wer zuerst kommt, mahlt zuerst • die het eerst komt, het eerst maalt〈spreekwoord〉 wer nicht kommt zur rechten Zeit, der bekommt, was übrig bleibt • wie niet past op zijn tijd, die is zijn maaltijd kwijt2 der Abend kommt • de avond valtmir kam die Lust zu singen • ik kreeg lust om te gaan zingender Motor kommt sofort • de motor slaat direct aanihr kamen die Tränen • tranen schoten in haar ogenwarte, es kommt noch besser! • wacht (maar), 't wordt nog gekker!mag kommen, was da will, (es) komme, was da wolle • er gebeure, wat wilder Brief kommt und kommt nicht • de brief komt maar niet〈figuurlijk〉 auf seinen Freund nichts kommen lassen • van zijn vriend geen kwaad willen horendamit dürfen Sie mir nicht kommen! • daarmee hoeft u bij mij niet aan te komen!〈informeel〉 jemandem frech kommen • een brutale mond tegen iemand opzettendas kommt mir gerade recht! • (a) dat past mij uitstekend!; (b) dat gebeurt net op het goede moment!〈informeel〉 komm mir nicht so! • probeer dat foefje niet met mij!im Kommen sein • in opkomst zijndie Neuigkeit kam rasch unter die Studenten • het nieuwtje raakte vlug bekend onder de studenten3 um sein Geld kommen • zijn geld verliezenums Leben kommen • om het leven komen4 aus kleinen Verhältnissen kommen • uit een eenvoudig milieu komen5 die Vase kommt auf die Fensterbank • de vaas hoort, komt op de vensterbank6 das kommt billiger • dat valt goedkoper uitwie teuer kommt das? • hoe duur wordt dat?
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.